3 NEWS_READING_TIME_ADD
De werknemer werkt al zes jaar voor de werkgever – een rijschool – als rij-instructeur als ze op 30 april 2020 een ontslagbrief krijgt. De werkgever betaalt vanaf dat moment geen salaris meer. De vrouw tekent protest aan tegen het ontslag en houdt zich beschikbaar voor werkzaamheden. Op 19 mei wordt de situatie haar te veel en ze meldt zich ziek. Een periode van telefoontjes over en weer volgt en uiteindelijk trekt de rijschool op 26 juni het ontslag in. De advocaat van de werknemer vraagt de rijschool met spoed het salaris vanaf 1 mei te betalen, maar de rijschool weigert dit. Hierop spant de werknemer een kort geding aan. Als de rijschool alsnog een groot deel van het achterstallige salaris betaalt, trekt de zij het kort geding in. Alleen blijft de werkgever weigeren om ook de rest van het salaris over te maken. In december moet de voorzieningenrechter zich er alsnog over buigen. De rechter veroordeelt de werkgever tot betaling van het achterstallige salaris.
De werkgever legt dit vonnis naast zich neer. Ook wanneer een deurwaarder probeert het geld te innen, houdt de werkgever halsstarrig de hand op de knip. De werkgever zegt het salaris niet te kunnen betalen wegens de coronapandemie.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
In januari 2021, als de werkgever nog altijd niet alle achterstallige loon heeft uitbetaald, vraagt de werknemer ontbinding van de arbeidsovereenkomst aan. Door de situatie is ze al bijna een jaar ziek, zonder dat de werkgever noemenswaardige inspanningen heeft verricht voor de re-integratie. Ze vraagt om een transitievergoeding en een billijke vergoeding omdat ze vindt dat haar werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Om diezelfde reden vindt ze ook dat ze zich niet gebonden hoeft te voelen aan het concurrentie-, relatie- en studiekostenbeding in haar arbeidsovereenkomst. De werkgever verzet zich niet tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar vindt niet dat hij een transitievergoeding en een billijke vergoeding hoeft te betalen. Volgens hem was het geen onwil, maar onmacht dat het achterstallige salaris niet volledig is betaald. Hij heeft weliswaar een verzekering afgesloten die de kosten voor het salaris van arbeidsongeschikte werknemers dekt, maar deze heeft tot nog toe in deze zaak niets uitgekeerd. Bovendien is de rijschool getroffen door de maatregelen tegen corona.
Ernstig verwijtbaar handelen
Een werknemer die zelf ontslag neemt, heeft in de regel geen recht op een transitievergoeding. Het Burgerlijk Wetboek maakt in artikel 7:673 lid 1 sub b onder 2 een uitzondering voor situaties waarin de werkgever zich schuldig maakt aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. De lat hiervoor ligt hoog. Een werkgever maakt zich alleen schuldig aan ernstig verwijtbaar handelen of nalaten wanneer hij ‘grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst’. Het niet betalen op tijd en volledig betalen van het reguliere maandloon is hier een voorbeeld van. De werknemer in deze zaak heeft maandenlang, terwijl zij ziek thuis zat, niet haar volledige loon uitbetaald gekregen. Ook niet nadat zij hier meermaals om had verzocht en de kortgedingrechter de werkgever had gesommeerd om te betalen. Zij kwam hierdoor in financiële moeilijkheden en dit schaadde haar gezondheid nog verder. De werkgever heeft geen noemenswaardige inspanningen verricht om haar te laten re-integreren.
Het argument dat de werkgever financieel aan de grond zat door de coronacrisis verwerpt de kantonrechter. De werkgever had NOW-steun aangevraagd en was bovendien verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid van werknemers. De werknemer heeft daarom recht op de transitievergoeding.
Billijke vergoeding
De kantonrechter kan besluiten om een billijke vergoeding toe te kennen wanneer de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever (artikel 7:671c lid 2 sub b BW). De kantonrechter heeft in deze zaak al geoordeeld dat dat hier inderdaad aan de orde is. Zij kent daarom een billijke vergoeding toe van 10.000 euro bruto.
Concurrentie-, relatie-, en studiekostenbeding
Omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever. Artikel 7:653 lid 4 BW schrijft voor dat de werkgever een werknemer in dat geval niet aan het concurrentie- en relatiebeding mag houden. De werknemer kan dus na ontbinding werken waar en voor wie ze maar wil. De vraag of de werknemer zich ook niet hoeft te houden aan het studiekostenbeding, blijft vooralsnog onbeantwoord. Hierover kan pas een uitspraak over worden gedaan als de werkgever de naleving van het studiekostenbeding daadwerkelijk vordert (bron: PW).
ECLI:NL:RBAMS:2021:2565
Heeft u een vraag over dit onderwerp of een andere arbeidsrechtelijke vraag/ontslagkwestie, neem dan contact op met onze arbeidsrechtjuristen per mail via info@ontslag-center.nl of bel naar kantoor via 043 - 720 09 20.