9.7 / 10 194 reviews 

Wel/geen recht op loon bij wachttijd na sluitingstijd? (bron: SV)

9 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

Wat is de situatie?
De werknemer is op 4 juli 2011 in dienst getreden bij de supermarkt in de functie van hulpkracht. Op de arbeidsovereenkomst is de CAO VGL (CAO Grootwinkelbedrijf levensmiddelen) van toepassing.

Personeelshandboek
Op 22 juni 2015 heeft de supermarkt aan haar werknemers een bericht gestuurd over de invoering van de personeelsgids en het personeelshandboek. Dit bericht luidt voor zover van belang, als volgt:

“Vanaf vandaag introduceren we een Personeelsgids- en handboek voor onze filialen. Hierin hebben we alle regelingen, huisregels en procedures op een rij gezet. Je kunt alle informatie voortaan dus op één plek vinden. De Personeelsgids is een korte samenvatting van het Personeelshandboek en vind je, net als het Personeelshandboek, onder ‘mijn gegevens’ op het Vomar Medewerkersportaal (dit is de naam van ons ESS portaal waar je ook je loonstrook vindt). De afspraken in het nieuwe personeelshandboek maken per 1 juli 2015 onlosmakelijk deel uit van alle arbeidsovereenkomsten binnen Vomar Voordeelmarkt. Eerder gecommuniceerd beleid komt hiermee te vervallen. 

Arbo- en verzuimbeleid
Daarnaast geldt bij Vomar het Arbo- en verzuimbeleid Filialen. Artikel 1.3 van bijlage 2 van het Arbo- en verzuimbeleid Filialen luidt als volgt: als het filiaal wordt verlaten na sluitingstijd, gelden de volgende regels:

Na sluiting verlaat niemand het filiaal, totdat alle werkzaamheden in het kassakantoor volledig zijn
afgerond en het kassakantoor is gesloten;

Het verlaten van het filiaal gebeurt nooit alleen, maar in ploegen en die worden naar buiten gelaten
door de verantwoordelijke afsluiter.

Discussie
Partijen hebben op 3 augustus 2018 overleg met elkaar gehad. De brief van 6 augustus 2018 gaat over de discussie over het verplichte samen vertrekken vanuit het filiaal na sluitingstijd en hoe die tijd te registreren. Als regel is ingesteld dat collega’s die werken tot sluitingstijd het filiaal gezamenlijk verlaten, dit met het oog op veiligheid. In de praktijk betekent dit dat de werknemer geregeld op collega’s moet wachten alvorens naar huis te kunnen gaan. Dit wachten kan oplopen tot 15 minuten.

De werknemer stelt zich op het standpunt dat hij deze wachttijd betaald moet hebben omdat het wachten voortvloeit uit een regel die is ingesteld door de filiaalmanager. De werkgever stelt zich op het standpunt dat het wachten geen werken is en dat dat daarom niet betaald hoeft te worden. Deze discussie heeft niet tot een oplossing geleid en afgesproken is het formele standpunt van Vomar te verwoorden in een brief. Dit standpunt is: de wachttijd hoeft niet betaald te worden op basis van Artikel 10 in de CAO. Artikel 10 van de VGL stelt dat “Alle werkelijke in opdracht van de werkgever gewerkte tijd, moet worden beloond in tijd of geld.”

Vordering werknemer
De werknemer vordert dat de kantonrechter de werkgever veroordeelt:

tot betaling van het achterstallig loon inclusief toeslagen ten bedrage van het netto equivalent van € 620,15 bruto over de periode februari 2015 tot en met februari 2020;

tot betaling van de vakantiebijslag van 8 % over het achterstallig loon van € 49,61 bruto;

tot verstrekking van een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie waarin de onder sub I en II vermelde bedragen zijn verwerkt, op straffe van een dwangsom van € 100 per dag met een maximum van € 5.000;

tot betaling van de wettelijke verhoging van 50 % over alle gevorderde loonbedragen;

tot betaling van de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de datum dat ieder
bedrag verschuldigd was;

tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 150,70 exclusief BTW, vermeerderd
met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding;

in de proceskosten.

De werknemer legt aan de vordering ten grondslag dat Vomar opdracht heeft gegeven te wachten met vertrek totdat iedere medewerker klaar is om de winkel gezamenlijk te verlaten. Daardoor verlaat de man zijn werk structureel minimaal vijftien minuten na sluitingstijd, terwijl hij tot 22:00 uur krijgt uitbetaald. De werknemer heeft Vomar verzocht om uitbetaling van deze extra tijd. Dit heeft Vomar geweigerd, omdat het volgens haar geen werktijd is. De werknemer heeft de kwestie ook bij de Ondernemingsraad van Vomar en bij het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) aangekaart, maar dit heeft nog niet geleid tot een oplossing. De man heeft ondanks dat hij gedurende de tijd na het sluiten van het filiaal niet werkt, recht op loon. Op Vomar rust de bewijslast dat deze tijd in redelijkheid voor rekening van de werknemer moet komen.

Bij repliek betwist de werknemer de toepasselijkheid van het personeelshandboek op de arbeidsovereenkomst en dat hij daarvan en van het Arbo- en verzuimbeleid Filialen kennis heeft genomen of had kunnen nemen.

Veiligheidsbelang
Verder stelt de man dat de opdracht om gezamenlijk te vertrekken na sluitingstijd werd gegeven door de filiaalmanager. De grondslag van de opdracht van Vomar is een veiligheidsbelang. Volgens de werknemer valt niet in te zien waarom tegenover deze wachttijd geen vergoeding zou moeten staan. Aan een dergelijk beleid kan een werkgever geen rechten ontlenen een werknemer langer aanwezig te laten zijn, zonder dat daar een beloning tegenover staat. Dat zou indruisen tegen de CAO en dwingendrechtelijke regelgeving. Ook worden nog vaak werkzaamheden afgerond na 22:00 uur.

Verweer werkgever
De werkgever betwist de vordering. Het beleid van Vomar dat het pand na sluitingstijd gezamenlijk wordt verlaten is gebaseerd op het Arbo- en Verzuimbeleid Filialen. Doel van dit beleid is het creëren van optimale arbeidsomstandigheden. Dit leidt ertoe dat het pand enkele minuten na sluitingstijd wordt verlaten. De man stelt zich niet op zoals van een goed werknemer mag worden verwacht, indien hij het pand alleen verlaat.

Geen overeengekomen arbeid
Inhoudelijk voert Vomar aan dat geen sprake is van overeengekomen arbeid en dus ook niet van naar tijdruimte vastgesteld loon, zodat een beroep op artikel 7:628 lid 1 BW niet kan slagen. Ook is geen sprake van overwerk in de zin van de CAO en het personeelshandboek. De wachttijd waarvan de werknemer betaling vordert betreft niet verrichte arbeid c.q. het afronden van werkzaamheden. Na het afronden van de werkzaamheden klokt de werknemer uit. De tijd daarna is oncontroleerbaar, niet te verifiëren en niet bewezen door de werknemer. In het kader van de wettelijke verhoging voert Vomar aan dat van enige verwijtbaarheid van Vomar geen sprake is, zodat een sanctie onterecht zou zijn.

Geen overwerk
Bij dupliek voert Vomar nogmaals aan dat geen sprake is van arbeid als werknemers op elkaar wachten om conform het Arbo- en Verzuimbeleid het filiaal in groepjes te verlaten. Subsidiair betwist Vomar dat sprake is van overwerk, nu de tijden volgens de werknemer minder dan een kwartier bedragen.

Oordeel kantonrechter
Volgens de werkgever heeft de werknemer zijn rechten verspeeld. Dit verweer slaagt niet. Alleen tijdsverloop is onvoldoende grond voor het aannemen van rechtsverwerking. Wel kunnen bijzondere omstandigheden als gevolg waarvan hetzij bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken, hetzij de positie van de schuldenaar onredelijk zou worden benadeeld of verzwaard in geval de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken ertoe leiden dat een schuldeiser zijn rechten heeft verwerkt.

De kantonrechter is van oordeel dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat sprake is van rechtsverwerking. Uit de e-mail van de werknemer aan Vomar van 20 december 2018 kon Vomar niet gerechtvaardigd opmaken, dat de discussie over de wachttijd was opgelost.

Geen instemming
De werknemer betwist dat hij heeft ingestemd met een afdoening van de kwestie tegen betaling van vijf compensatie-uren. De man heeft daarna geprobeerd van de Ondernemingsraad en van CBL een uitspraak te krijgen over uitbetaling van de tijd na 22:00 uur. Vomar was bekend met het standpunt van de werknemer en van haar mocht daarom en bij gebreke van overeenstemming tussen partijen op dat punt, worden verwacht dat zij haar administratie op orde zou houden. Ook heeft Vomar niet onderbouwd waarom haar bewijspositie onredelijk is verzwaard.

Handboek en verzuimbeleid
De kantonrechter gaat er vanuit dat het Personeelshandboek en het arbo- en verzuimbeleid op de arbeidsovereenkomst van de werknemer van toepassing zijn. Op grond van het Personeelshandboek en het Arbo- en verzuimbeleid Filialen moet het filiaal na sluitingstijd gezamenlijk worden verlaten. Tussen partijen is niet in geschil dat dit in opdracht van Vomar gebeurt, hetgeen is ingegeven vanuit veiligheidsoverwegingen.

Recht op loon?
De kern van het geschil betreft de vraag of de werknemer over de tijd na sluitingstijd, waarop hij wacht op de andere aanwezige werknemers (de wachttijd) recht heeft op loon zoals de werknemer betoogt en door Vomar wordt betwist. De man stelt dat Vomar op grond van artikel 7:610 BW een vergoeding is verschuldigd voor de bedongen arbeid. Op grond van artikel 7:628 BW is Vomar verplicht het naar tijdruimte vastgestelde loon te voldoen indien de werknemer de overeengekomen arbeid niet heeft verricht, tenzij dat in redelijkheid voor rekening van de werknemer behoort te komen. De wachttijd is in opdracht van Vomar en soms zijn ook nog werkzaamheden verricht na 22:00 uur.

De man kan zijn normale overeengekomen werkzaamheden niet meer verrichten, nu het de bedoeling is dat na 22:00 uur het werk wordt afgerond, wordt uitgeklokt en wordt gewacht om gezamenlijk te kunnen vertrekken, aldus de werknemer. Volgens Vomar echter is geen sprake van verrichte arbeid en gaat een beroep op artikel 7:628 BW niet op, nu de zogenaamde wachttijd niet ‘overeengekomen arbeid’ betreft en daarom ook geen sprake is van naar tijdruimte vastgesteld loon. Ook is volgens Vomar geen sprake van overwerk.

Wachttijd = arbeid
In de eerste plaats ligt de vraag voor hoe de wachttijd moet worden geduid. Is het aan te merken als (bedongen) arbeid, of is het overeengekomen werk dat niet kon worden verricht, door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van Vomar behoort te komen. De kantonrechter kwalificeert de wachttijd als arbeid. Hoewel sprake is van ‘wachttijd’, gebeurt dit in opdracht van Vomar. De wachttijd valt daarmee onder het begrip arbeid in de zin van artikel 7:610 BW.

Recht op loon
De werknemer moet zich immers gedurende die wachttijd beschikbaar houden voor Vomar en volgens de toelichting op dit artikel is ook het alleen beschikbaar zijn van arbeidskracht, voldoende om invulling te geven aan het begrip arbeid. Dat de wachttijd is ingegeven vanuit veiligheidsoverwegingen, kan daaraan niet afdoen. Het is ook de taak van Vomar om als werkgever voor een veilige werkomgeving te zorgen en de middelen daarvoor beschikbaar te stellen, in dit geval in de vorm van wachttijd. Dit betekent dat de werknemer gedurende de wachttijd recht heeft op loon.

Kwartier wachttijd
Vomar betwist dat de wachttijd minimaal een kwartier bedraagt. Volgens haar gaat het om een paar minuten. Gelet op de werkzaamheden en omschrijving – ook door Vomar – van de tijd na sluitingstijd, komt het de kantonrechter aannemelijk voor dat het in praktijk een kwartier kost om het pand gezamenlijk te verlaten. De werknemer heeft met een overzicht inzichtelijk gemaakt op welke dagen hij na sluitingstijd een kwartier heeft gewacht totdat hij het pand kon verlaten. Dit overzicht is onvoldoende gemotiveerd betwist door Vomar, zodat van de juistheid daarvan wordt uitgegaan.

Uurlonen
Vomar heeft verder aangevoerd dat de door de werknemer gehanteerde uurlonen onjuist zijn en heeft een overzicht van het uurloon per jaar in het geding gebracht (productie 15 bij dupliek). De werknemer heeft bij akte daarover opgemerkt dat hij vasthoudt aan de door hem genoemde bruto uurlonen en heeft gesteld dat Vomar heeft nagelaten de uurlonen te onderbouwen.
De kantonrechter volgt de werknemer daarin niet. Hij vordert betaling van loon dat volgens hem ten onrechte niet is uitbetaald. Het is in principe aan de werknemer zijn uurlonen te onderbouwen. De werknemer had dit eenvoudig door middel van zijn loonstroken inzichtelijk kunnen maken, maar heeft dat niet gedaan. Daarom gaat de kantonrechter uit van de uurlonen zoals door Vomar gesteld bij dupliek.

Geen overwerk
Ten aanzien van de overwerktoeslag heeft Vomar gemotiveerd betwist dat de werknemer daarop recht heeft en heeft daarbij verwezen naar de relevante CAO-bepalingen. De tijd na sluitingstijd kan volgens de kantonrechter niet worden aangemerkt als overwerk. Ook indien na sluitingstijd werkzaamheden worden afgerond en dit niet langer dan een kwartier in beslag neemt, wordt deze tijd niet aangemerkt als overwerk. Niet valt in te zien dat anders zou moeten worden geoordeeld over de wachttijd. De berekende toeslagen over de wachttijd liggen dan ook voor afwijzing gereed.

Vordering toegewezen
De vordering van de werknemer wordt toegewezen voor een bedrag van € 304,98 (= 2015: 13,25 uur x € 6,56, 2016: 13,75 uur x gemiddeld € 7,65, 2017: 6,75 uur x gemiddeld € 8,96 en 2018: 7,5 -/- 5 uur x gemiddeld € 11,92, te vermeerderen met 8 % vakantiebijslag).

Ook de gevorderde verstrekking van een schriftelijke en deugdelijke bruto/netto specificatie waarin voornoemde betaling is verwerkt wordt toegewezen. De gevorderde dwangsom wordt toegewezen met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis, met dien verstande dat daaraan een maximum wordt verbonden van € 2.500.

Gelet op de te late betaling is Vomar over dat bedrag de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW verschuldigd. De kantonrechter ziet aanleiding deze te matigen tot nihil, omdat het hier gaat om uitleg van het begrip wachttijd tussen partijen hierover een verschil van inzicht bestond en niet al zonder meer vast stond dat Vomar dit moest uitbetalen.

De wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van verschuldigdheid van ieder bedrag.

De kantonrechter stelt vast dat de werknemer voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De kantonrechter zal de vordering toewijzen tot het wettelijke tarief dat hoort bij de hoofdsom (de uitbetaling van de vakantiedagen) waartoe Vomar wordt veroordeeld, zijnde € 45,75.

De proceskosten komen voor rekening van Vomar, omdat zij ongelijk krijgt.

ECLI:NL:RBNHO:2020:8777

 

Publicatiedatum 28/01/2021