9.7 / 10 200 reviews 

Ontslag op staande voet voor werkweigering (bron: PW)

2 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

In maart 2020 verblijft de vrouw in een hotel. Ze kan de kamerhuur van ongeveer 27 euro per nacht niet betalen, maar door de coronacrisis en de lockdown kan ze geen kant op. Ze vraagt de eigenaar van het hotel om een oplossing. De eigenaar stelt voor dat de vrouw vanaf 1 april 25 uur per week vrijwilligerswerk verricht voor het tuinproject van het hotel. In ruil daarvoor mag ze gratis in het hotel verblijven en krijgt ze een maaltijdvergoeding van vijftig euro per week. Wanneer het tuinproject is afgerond, wordt de vrouw niet op straat gezet. Totdat er op 1 juli een nieuwe vrijwilliger komt, kan ze in het hotel blijven en daar werkzaamheden verrichten in het kader van een tijdelijke werkervaringsplaats. Niets van deze afspraken wordt op schrift gezet.

Werkweigering
Op 28 juni gaat de schoonmaker van het hotel eerder naar huis. De eigenaar vraagt de vrijwilliger, die op dat moment een ochtenddienst draait bij de receptie, om de laatste twee kamers schoon te maken. Dat weigert ze meermaals. In een WhatsApp-bericht waarschuwt haar werkgever dat wanneer zij de opdracht blijft weigeren, dit betekent dat ze afscheid van haar moeten nemen. Na afloop van haar ochtenddienst geeft de vrijwilliger aan dat ze de kamers wel wil schoonmaken, maar alleen tegen betaling. Haar werkgever laat weten dat ze dit haar laatste dienst was en dat ze de volgende ochtend voor 11.00 uur het hotel moet verlaten. Onder politiebegeleiding vertrekt ze de volgende dag.

Voor de rechter
De vrijwilliger, of werknemer – afhankelijk van het standpunt – legt zich niet neer bij wat zij ziet als ontslag op staande voet. Zij vindt dat ze op 1 april in dienst is gekomen van het hotel als receptioniste/assistent manager. Zij ontving hiervoor loon in natura en leefgeld. Zij vraagt de kantonrechter om de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en de werkgever te veroordelen tot doorbetaling van haar loon – nu op basis van het wettelijk minimumloon – vanaf 30 juni 2020. De werknemer beweert dat zij niets heeft gedaan om een ontslag op staande voet te verdienen. Mocht de kantonrechter van oordeel zijn dat de arbeidsovereenkomst terecht is ontbonden, dan maakt de werknemer aanspraak op de wettelijke transitievergoeding.

De werkgever vindt dat er helemaal geen sprake is van een arbeidsovereenkomst, maar van vrijwilligerswerk. Mocht er echter tóch een arbeidsovereenkomst hebben bestaan, dan vindt de werkgever dat de werknemer het ontslag aan zichzelf te danken heeft door haar hardnekkige werkweigering. Bovendien is er volgens de werkgever sowieso geen enkele aanleiding voor loondoorbetaling na 30 juni: vooraf was afgesproken dat het vrijwilligerswerk op 1 juli zou worden overgenomen door een andere vrijwilliger.

Oordeel van de kantonrechter
De kantonrechter gaat er bij zijn behandeling van de zaak vanuit dat er inderdaad sprake was van een arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de werknemer. Maar dat betekent niet dat de werknemer automatisch recht heeft op loondoorbetaling. Dat heeft ze namelijk alleen wanneer de werkgever geen dringende reden had om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen. En die dringende reden had de werkgever wel degelijk, zo oordeelt de kantonrechter. Door te volharden in haar weigering om de kamers schoon te maken, heeft de werknemer zich schuldig gemaakt aan hardnekkige werkweigering. Dat is een rechtsgeldige reden voor ontslag op staande voet. De kantonrechter wijst de verzoeken van de werknemer daarom af. Omdat zij in het ongelijk wordt gesteld, moet de werknemer de proceskosten betalen.

ECLI:NL:RBMNE:2020:5638

Publicatiedatum 13/01/2021