9.7 / 10 194 reviews 

Ontslag op staande voet en voorwaardelijke ontbinding (bron: Kaper Nooijen Advocaten)

4 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

Volgens het oude recht was het mogelijk om op grond van artikel 7:685 BW de arbeidsovereenkomst voorwaardelijk te ontbinden, voor het geval een gegeven ontslag (al dan niet op staande voet) twijfelachtig was. Beide partijen hebben er immers een belang bij om een einde te maken aan een onzekere toestand, te weten: de onzekerheid of de arbeidsovereenkomst nu wel of niet is geëindigd. Of dat nog kan is evenwel de vraag, aangezien de oude wet de mogelijkheid bood om te allen tijde de Kantonrechter om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen, terwijl er in de nieuwe wet een specifieke grond moet zijn.

De feiten
Werkneemster is medewerker particulier advies bij Rabobank. Zij wordt op staande voet ontslagen nadat zij voor “privé-gebruik” gegevens inziet van een klant van Rabobank. Zij verzoekt de kantonrechter om het ontslag te vernietigen, de werkgever dient een voorwaardelijk verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. Werkneemster is verwikkeld in een “vechtscheiding”. Hiervan, en van de spanningen die zij daardoor ondervond, heeft werkneemster melding gemaakt aan Rabobank. De echtgenoot heeft een nieuwe relatie met mevrouw X , die ook klant is bij de Rabobank. Mevrouw X heeft Rabobank bij e-mail van 9 juni 2015 bericht dat haar privacy mogelijk geschonden is door werkneemster. Naar aanleiding van deze klacht heeft Rabobank een intern onderzoek ingesteld. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat werkneemster in het door Rabobank gehanteerde klantsysteem, klantgegevens van de vriendin van haar echtgenoot heeft ingezien, zonder dat daartoe een functionele noodzaak was. Tevens heeft werkneemster, eveneens zonder functionele noodzaak, een BKR-toetsing aangaande deze vriendin uitgevoerd.

Werkneemster wordt op staande voet ontslagen omdat zij met deze handelwijze de interne regelingen en de gedragscode van de Rabobank op het gebied van (medewerkers)integriteit heeft overtreden: hoewel begrip bestaat voor het feit dat werkneemster zich ten tijde van de overtreding in een moeilijke privésituatie bevond, kan de bank niet voorbij gaan aan de ernst van de overtreding. Werkneemster wendt zich tot de kantonrechter met het verzoek het ontslag te vernietigen en (subsidiair) haar een billijke vergoeding toe te kennen. Zij stelt onder meer dat, voor zover haar al iets te verwijten valt, ontslag op staande voet een te zware sanctie is: werkneemster heeft een onbesproken dienstverband van 31 jaar, is kostwinner en heeft de zorg voor haar moeder en drie kinderen en stond onder grote psychische spanning. De man had haar bedreigd, had bij een collega van werkneemster geïnformeerd op welk nabestaandenpensioen hij zou kunnen rekenen als zij dood zou zijn en volgens haar dochter werd de partner van zijn nieuwe vriendin regelmatig met spoed in het ziekenhuis opgenomen. Dit alles maakte dat zij in doodsangst verkeerde. De Rabobank verzoekt op haar beurt (voorwaardelijk) ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval het ontslag op staande voet in rechte zou sneuvelen.

De beoordeling
Verzoek werkneemster. Van een medewerker van een bankinstelling mag worden verwacht dat hij/zij op integere wijze omgaat met onder de bank berustende persoonlijke en/of vertrouwelijke gegevens van klanten en deze gegevens niet zonder functionele noodzaak inziet c.q. gebruikt. Dit vloeit ook voort uit de Gedragscode Rabobank Groep en de Regeling Medewerkersintegriteit. Het belang van Rabobank bij naleving van (interne) integriteitsregels door haar medewerkers is evident, te meer nu sprake is van een streng toezicht op naleving van dergelijke regels en schending van deze regels ingrijpende gevolgen voor Rabobank kan hebben. Onder omstandigheden kan het door een werknemer in strijd handelen met (interne) gedrags/integriteitsregels dan ook een dringende reden voor ontslag opleveren. Aan werkneemster kan een ernstig verwijt worden gemaakt, maar niet ernstig genoeg om ontslag op staande voet te rechtvaardigen. In de door werkneemster geschetste omstandigheden had Rabobank, met een minder vergaande sanctie moeten volstaan. Het verzoek tot vernietiging van het ontslag wordt toegewezen. Rabobank is gehouden tot doorbetaling van loon en tot wedertewerkstelling van werkneemster.

Verzoek werkgever. In het kader van artikel 7:685 BW (oud) is aanvaard dat een werkgever, nadat een werknemer de nietigheid van een ontslag op staande voet heeft ingeroepen, een gerechtvaardigd belang kan hebben bij voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst, namelijk voor het geval de arbeidsovereenkomst blijkt niet te zijn geëindigd door dat ontslag (zie: HR 21 oktober 1983, NJ 1984, 296). De kantonrechter ziet geen reden om voor een ontbinding met toepassing van artikel 7:671b lid 1 BW tot een ander oordeel te komen.

Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door Rabobank naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op. Onmiddellijke beëindiging van het dienstverband is in de concrete omstandigheden een te zware sanctie op de handelwijze van werkneemster. Dat geldt ook voor het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster heeft weliswaar verwijtbaar gehandeld, doch bezien tegen de achtergrond van het langdurige, onberispelijke dienstverband van werkneemster en de overige persoonlijke omstandigheden van het geval, rechtvaardigt dit niet dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden. Het verzoek van Rabobank wordt afgewezen.

Nabeschouwing
Het verzoek wordt afgewezen, maar wel ontvangen. Dat betekent zoveel als dat het om inhoudelijke redenen wordt afgewezen, maar dat de weg voor voorwaardelijke ontbinding volgens deze Kantonrechter ook ná 01 juli 2015 nog openstaat. Conclusie lijkt dus dat zolang er maar een deugdelijke grond zoals opgesomd in de Wet komt vast te staan in rechte, de voorwaardelijke ontbinding nog steeds uitkomst biedt. Kanttekening daarbij is wel dat de veegfunctie van de Kantonrechter écht weg is. Deze oplossing zal in veel minder gevallen dan voorheen uitkomst kunnen bieden. Denk bijvoorbeeld aan een evidente dringende reden, maar een niet onverwijld gegeven ontslag op staande voet (bron:Kaper Nooijen Advovaten). 

ECLI:NL:RBNNE:2015:4342

Publicatiedatum 15/02/2021