2 NEWS_READING_TIME_ADD
Wanneer er wordt gewerkt met onderaannemers, kan onduidelijkheid bestaan over de vraag of er sprake is van een zakelijke relatie. In de onderhavige zaak werd door de oud werkgever VMB Metaalbewerking (verder: VMB) gesteld dat werknemer door zijn werkzaamheden bij ETC Nederland (verder: ETC) zijn relatiebeding heeft geschonden. Volgens VMB is ETC een zakelijk relatie van VMB, aangezien VMB in het verleden werkzaamheden heeft verricht bij ETC in opdracht van BAM. Het hof komt echter tot een ander oordeel.
Werknemer is tot 14 oktober 2018 werkzaam geweest voor VMB op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In deze arbeidsovereenkomst was een relatiebeding opgenomen. In het relatiebeding was onder andere opgenomen:
“I. Het is de werknemer verboden om gedurende een periode van 24 maanden na afloop van de arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze zakelijke contacten aan te gaan of te onderhouden met relaties van de werkgever.
II. Relaties van de werkgever zijn alle natuurlijke en rechtspersonen waarmee de werkgever gedurende een periode van 24 maanden voorafgaande aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zakelijke contacten heeft onderhouden, daaronder begrepen (rechts)personen waarmee de werkgever in onderhandeling is (geweest) om diensten en/of producten aan te leveren”
Werknemer is vervolgens op 22 oktober 2018 in dienst getreden bij zijn nieuwe werkgever Achterbosch. In dienst van Achterbosch heeft werknemer via onderaanneming voor Engberink Technische Installaties werkzaamheden verricht bij ETC. ETC heeft dit vervolgens gemeld aan VMB. VMB stelt dat werknemer geen werkzaamheden mag verrichten voor ETC vanwege het relatiebeding. VMB heeft destijds als onderaannemer van BAM voor ETC werkzaamheden verricht. Werknemer is bij een aantal van die werkzaamheden aanwezig geweest. Daarnaast heeft VMB eenmalig een offerte uitgebracht aan ETC voor het vernieuwen van een gevelwand. Dit heeft zij rechtstreeks gedaan, niet als onderaannemer. VMB stelt dat werknemer het relatiebeding heeft geschonden en vordert een bedrag van € 25.000,-.
Oordeel
In eerste aanleg heeft VMB niet kunnen bewijzen dat ETC een zakelijke relatie is, waardoor werknemer volgens de kantonrechter het relatiebeding niet heeft geschonden. VMB heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. In hoger beroep diende er volgens het hof gekeken te worden naar de uitleg van het begrip ‘relatie’ uit het relatiebeding. Het hof deed dit aan de hand van het Haviltex-criterium. Voor het Haviltex-criterium dient er gekeken te worden naar de bedoeling van partijen, wat partijen uit elkaars verklaringen en gedragingen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten en naar alle omstandigheden van het geval. Naast de taalkundige uitleg dient er ook naar de context te worden gekeken.
Partijen hebben geen nadere verklaring afgelegd over de context waarin het relatiebeding is gesloten en de daarbij geuite bedoelingen. Het hof heeft geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat VMB in het verleden als onderaannemer van BAM werkzaamheden heeft verricht bij ETC, nog niet maakt dat ETC als zakelijke relatie beschouwd moet worden. De werkzaamheden in onderaanneming werden immers opgedragen en betaald door BAM en niet door ETC. Dat VMB indirect financieel profijt had van de relatie tussen BAM en ETC, maakt niet dat VMB zelf als relatie van ETC is aan te merken. Het hof komt tot de conclusie dat ETC geen zakelijke relatie is van VMB, waardoor werknemer het relatiebeding niet heeft geschonden. Werknemer kan hierdoor zijn werkzaamheden via of zonder onderaanneming blijven verrichten voor ETC (bron: Clairfort).
Heeft u een vraag over dit onderwerp of een andere arbeidsrechtelijke vraag/ontslagkwestie, neem dan contact op met onze arbeidsrechtjuristen per mail via info@ontslag-center.nl of bel naar kantoor via 043 - 720 09 20.