9.7 / 10 199 reviews 

Compensatie transitievergoeding na ontslag wegens ziekte ook voor 1 juli 2015

5 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

Wat is de situatie?
De ex-werkneemster, die in 2010 in dienst was getreden bij de werkgever, werd op 16 mei 2013 ziek. De ex-werkneemster heeft UWV verzocht om haar in aansluiting op de toepasselijke wachttijd in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). UWV heeft die aanvraag echter afgewezen. De werkgever en haar ex-werkneemster hebben op 20 juli 2015 een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin is neergelegd dat het dienstverband per 1 oktober 2015 eindigt en dat de werkgever aan ex-werkneemster een ontslagvergoeding betaalt van € 2.987,96 bruto.

De werkgever heeft UWV verzocht om vergoeding (compensatie) van de door haar aan ex-werkneemster betaalde ontslagvergoeding (transitievergoeding). UWV heeft vervolgens het primaire besluit genomen.

Wat zegt UWV?
UWV stelt in het bestreden besluit dat de werkgever weliswaar aan de voorwaarden voor compensatie voldoet, maar dat de omvang ervan op € 0 moest worden vastgesteld. De vergoeding kan namelijk niet meer bedragen dan wat de werkgever verschuldigd zou zijn op de dag na het twee jaar durende opzegverbod bij ongeschiktheid tot werken wegens ziekte. Dat is in dit geval 11 juni 2015. Op deze datum bestond nog geen recht op een transitievergoeding nu de Wet werk en zekerheid (Wwz) pas op 1 juli 2015 in werking trad.

Wat zegt de werkgever?
De werkgever voert in beroep aan dat UWV ten onrechte de hoogte van de compensatie op € 0 heeft vastgesteld. Zij wijst er op dat bij beëindiging van het dienstverband vanwege de in acht te nemen opzegtermijn van twee maanden hoe dan ook een (transitie)vergoeding verschuldigd was. Volgens de werkgever kan in de wet noch in de rechtspraak steun worden gevonden voor de conclusie dat indien de datum waarop het opzegverbod van twee jaar bij ziekte eindigde vóór 1 juli 2015 en de beëindiging van het dienstverband onder toekenning van een (transitie)vergoeding plaatsvindt na 1 juli 2015, de compensatie op € 0 moest worden vastgesteld.

De werkgever meent dat het er niet toe doet op welke datum de periode van twee jaar ziekte, eventueel verlengd met een loonsanctie of een 26-wekenperiode, is geëindigd. Als het dienstverband wegens langdurige arbeidsongeschiktheid op of na 1 juli 2015 is of wordt beëindigd, heeft de werknemer recht op een transitievergoeding en de werkgever recht op compensatie binnen de grenzen van artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek (BW).

Wat oordeelt de rechter?
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling. De werkgever is sinds de invoering van de Wwz per 1 juli 2015 voor een dienstverband dat op of na die datum eindigt aan de werknemer een transitievergoeding verschuldigd op grond van artikel 7:673 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dat geldt ook voor dienstverbanden van werknemers die langdurig (ten minste twee jaar) arbeidsongeschikt zijn en voor wie op de werkgever geen loonbetalingsverplichting meer rust: de slapende dienstverbanden.

Compensatie transitievergoeding
Omdat het verschuldigd zijn van een transitievergoeding na een ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid door werkgevers als onrechtvaardig werd ervaren, heeft de wetgever bij Wet van 11 juli 2018, houdende maatregelen met betrekking tot de transitievergoeding bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden of langdurige arbeidsongeschiktheid met artikel 7:673e van het BW voorzien in een compensatie voor de door de werkgever betaalde transitievergoeding. Op grond van artikel 7:673e, eerste lid, van het BW bestaat recht op compensatie, indien de arbeidsovereenkomst na de periode bedoeld in artikel 7:670, eerste lid, onderdeel a, en (eventueel) elfde lid van het BW is beëindigd en de werkgever een transitievergoeding verschuldigd was. De in artikel 7:670, eerste lid, onderdeel a, van het BW genoemde periode betreft, voor zover hier van belang, de periode van ten minste twee jaar waarin het de werkgever niet is toegestaan het dienstverband met die werknemer, die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, op te zeggen.

Aanspraak op compensatie
In dit geval is niet in geschil dat de werkgever voldoet aan de voorwaarden voor compensatie. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag tot welk bedrag aanspraak op compensatie bestaat. Volgens artikel 7:673e, tweede lid, van het BW, voor zover van belang, is de compensatie gelijk aan de vergoeding die de werkgever aan de werknemer heeft verstrekt, met dien verstande dat de compensatie niet meer bedraagt dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar, bedoeld in artikel 7:670, eerste lid, onderdeel a, van het BW.

De dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 7:670, eerste lid, onderdeel a, van het BW, lag in dit geval op 11 juni 2015 en dus voor de inwerkingtreding van de Wwz op 1 juli 2015. Uit het feit dat voor 1 juli 2015 nog geen sprake was van verschuldigdheid van een transitievergoeding volgt echter niet dat de compensatie daarom al op € 0 moet worden vastgesteld. Dit blijkt niet ondubbelzinnig uit de tekst van artikel 7:673e, tweede lid, van het BW en zou er in wezen op neerkomen dat in een geval als dit niet zozeer de hoogte van de compensatie wordt vastgesteld, maar dat er categorisch geen recht op compensatie bestaat.

Einde aan slapende dienstverbanden
De wetgever heeft met het bieden van compensatie aan bezwaren van werkgevers tegemoet willen komen en heeft beoogd te realiseren dat slapende dienstverbanden alsnog worden beëindigd, hetzij door middel van een opzeggings- of ontbindingsprocedure, hetzij met wederzijds goedvinden. Ook uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 7:673e van het BW kan niet worden afgeleid dat de wetgever heeft beoogd om gevallen waarin het einde van het opzegverbod van twee jaar bij ziekte voor 1 juli 2015 lag en de beëindiging van het dienstverband erna, uit te sluiten van compensatie. In ‘artikel VI Overgangsbepaling’ van de wet van 11 juli 2018 en in de toelichting daarop zijn daarvoor evenmin aanknopingspunten te vinden. Integendeel ligt het veeleer voor de hand dat gelet op de doelstelling van de wetgever om met de compensatie het beëindigen van slapende dienstverbanden te faciliteren, in het uitsluiten van voor 1 juli 2015 slapend geworden dienstverbanden zou zijn voorzien door een nadrukkelijke overgangsrechtelijke bepaling.

Verbonden met beëindigingsdatum
In artikel VI, tweede lid, is echter bepaald dat artikel 673e ook van toepassing is, indien de arbeidsovereenkomst is beëindigd of niet is voortgezet op of na 1 juli 2015. De toepasselijkheid is daardoor verbonden met de beëindigingsdatum en dus niet met de datum waarop het dienstverband slapend is geworden. Uitsluiting van dienstverbanden die voor 1 juli 2015 slapend zijn geworden zou bovendien afbreuk doen aan het doel van de wetgever om slapende dienstverbanden van langdurig arbeidsongeschikte werknemers alsnog te beëindigen. De reden om geen hoger bedrag aan compensatie te verstrekken dan het bedrag dat verschuldigd zou zijn bij het beëindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst op de dag na het verstrijken van de termijn van twee jaar arbeidsongeschiktheid is er uitsluitend in gelegen om misbruik te voorkomen en de periode van de loonsanctie uit te sluiten.

Dit betekent dat de werkgever recht heeft op een vergoeding voor de door haar betaalde transitievergoeding. UWV moet een nieuwe beslissing op het bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak.

ECLI:NL:RBROT:2021:7054

Heeft u een vraag over dit onderwerp of een andere arbeidsrechtelijke vraag/ontslagkwestie, neem dan contact op met onze arbeidsrechtjuristen per mail via info@ontslag-center.nl of bel naar kantoor via 043 - 720 09 20.  

Publicatiedatum 12/08/2021