9.7 / 10 201 reviews 

Alleen vrees voor concurrentie onvoldoende, relatiebeding onbillijk benadelend voor werknemer (bron: SV)

5 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

Als een werkgever vreest dat een overstappende werknemer potentieel concurrerende werkzaamheden gaat verrichten bij een commerciële relatie, moet de werkgever dat wel onderbouwen om succesvol aanspraak te kunnen maken op het relatiebeding in de arbeidsovereenkomst. Alleen de vrees zelf is niet genoeg om een zwaarwegend bedrijfsbelang aan te nemen.

Dat komt naar voren in een recente uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. De zaak draaide om een Technical Support Engineer bij Royal Duyvis, die wilde overstappen naar Oudendijk Oils, een commerciële relatie van Duyvis. Royal Duyvis is een onderneming die zich bezighoudt met de vervaardiging, het onderhoud en de reparatie van machines voor de cacao industrie. Oudendijk Oils is een groothandel in ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten en oliehoudende grondstoffen.

In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en Duyvis was een concurrentie- en relatiebeding opgenomen. De man heeft zijn arbeidsovereenkomst met Royal Duyvis op 26 april 2022 opgezegd per 1 juni 2022 en heeft Royal Duyvis laten weten per die datum in dienst te willen treden van Oudendijk Oils. De werknemer heeft om ontheffing van het concurrentie- en relatiebeding gevraagd, maar Royal Duyvis heeft aan de man laten weten hem aan de bedingen te zullen houden.

Concurrentiebeding

De man spant daarop een kort geding aan en vordert dat de kantonrechter bij wijze van voorlopige voorziening het concurrentie- en relatiebeding geheel of gedeeltelijk schorst, met dien verstande dat het hem wordt toegestaan in dienst te treden bij Oudendijk Oils in de functie van Maintenance Engineer.

Wat betreft het concurrentiebeding begrijpt de kantonrechter dat partijen het erover eens zijn dat Oudendijk Oils niet onder het bereik van dat beding valt. Voor zover Royal Duyvis zich op het standpunt heeft willen stellen dat het de werknemer op grond van het concurrentiebeding verboden is bij Oudendijk Oils in dienst te treden, wordt als volgt overwogen.

Uit de bewoordingen van het concurrentiebeding volgt dat dit beding geldt voor een onderneming die een zaak drijft gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van Royal Duyvis. Vast staat dat Royal Duyvis een zaak drijft gericht op de vervaardiging, het onderhoud en de reparatie van machines voor de cacao industrie. Vast staat ook dat Oudendijk Oils een onderneming is die zich bezighoudt met het be- en verwerken van alsmede groothandel in oliehoudende zaden, pitten, noten en aanverwante producten. Oudendijk Oils drijft dus geen zaak die gelijk, gelijksoortig of aanverwant is aan die van Royal Duyvis. De bedrijfsactiviteiten van beide ondernemingen zijn immers wezenlijk verschillend. Daar waar Royal Duyvis machines maakt voor de cacao industrie, verwerkt Oudendijk Oils onder andere pitten en noten en is een groothandel in die artikelen. Oudendijk Oils is dan ook geen concurrent van Royal Duyvis.

Dat betekent dat het concurrentiebeding er niet aan in de weg staat dat de werknemer in dienst treedt bij Oudendijk Oils en dat dit beding dat ook niet verbiedt. Dat betekent ook dat de kantonrechter de vordering van de werknemer die ziet op schorsing van het concurrentiebeding zal afwijzen. Er is namelijk geen grond om het concurrentiebeding te schorsen en de werknemer heeft daarbij in het kader van deze zaak ook geen belang.

Relatiebeding

Vastgesteld kan worden dat Oudendijk Oils als relatie van Royal Duyvis onder het bereik van het relatiebeding valt. Ter beoordeling ligt de vraag voor of het overeengekomen relatiebeding, vooruitlopend op een (eventueel) te voeren bodemprocedure moet worden geschorst. Beoordeeld moet worden of de bodemrechter het relatiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van Royal Duyvis, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Daarom moet op basis van alle relevante omstandigheden van het geval een afweging worden gemaakt tussen enerzijds de belangen van de werknemer bij schorsing van het relatiebeding en anderzijds de belangen van Royal Duyvis bij handhaving daarvan.

Volgens Royal Duyvis schendt de werknemer het relatiebeding als hij in dienst treedt van Oudendijk Oils, omdat hij potentieel concurrerende werkzaamheden gaat verrichten bij een bestaande relatie van Royal Duyvis. Van een zwaarwegend bedrijfsbelang is echter niet gebleken. Royal Duyvis heeft enkel de vrees geuit dat er bij indiensttreding van de werknemer bij Oudendijk Oils onderdelen elders zullen worden ingekocht en service en onderhoud in eigen beheer zullen worden uitgevoerd. Alleen de vrees zelf is niet genoeg om een zwaarwegend bedrijfsbelang aan te nemen, zeker omdat sprake is van een relatief nieuwe machine uit 2020, nu ook al onderdelen elders kunnen worden ingekocht en gebleken is dat er nog enige tijd sprake is van garantie op de aangekochte machine.

Oudendijk Oils heeft er belang bij service en onderhoud te laten uitvoeren door Royal Duyvis en daar de onderdelen te bestellen, gelet op deze garantie. Daarbij heeft de werknemer zich nadrukkelijk bereid verklaard om zelf geen onderhoud te verrichten aan de betreffende machine. Bovendien, voor zover service en onderhoud in de nabije toekomst toch in eigen beheer zouden worden uitgevoerd en onderdelen elders zouden worden afgenomen, is niet aannemelijk geworden dat dit leidt tot serieus te nemen financiële gevolgen voor Royal Duyvis. De periode dat het relatiebeding nog geldig is, betreft maar een korte periode van elf maanden en het door Royal Duyvis in het geding gebrachte overzicht laat zien dat na de verkoop van de machine in 2020 nog geen € 6.500,00 is verdiend aan Oudendijk Oils voor een training, een test van de machine en onderdelen.

Dit betreft een zeer gering bedrag ten opzichte van de jaaromzet van Royal Duyvis van om en nabij de € 50 miljoen. Wat betreft de gestelde signaalwerking van het relatiebeding overweegt de kantonrechter dat dit belang altijd speelt, zodat Royal Duyvis zich daarin niet onderscheidt van anderen en waarbij van belang is dat Royal Duyvis de afgelopen periode zelf vier keer heeft ingestemd met een ontheffing van het concurrentie- en relatiebeding bij andere inmiddels ex-werknemers. Zonder bijkomende omstandigheden is de signaalwerking alleen niet genoeg om een zwaarwegend belang aan te nemen.

Zwaarwegend belang werknemer

Daartegenover is wel degelijk gebleken van een voldoende zwaarwegend belang van de werknemer om bij Oudendijk Oils in dienst te treden. Het belang van de werknemer is gelegen in het algemene (grond)recht van de vrijheid van arbeidskeuze. Daarnaast is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een positieverbetering bij Oudendijk Oils. De werkzaamheden daar zijn afwisselend van aard en de werknemer krijgt meer verantwoordelijkheden binnen een klein bedrijf. Ook is sprake van een substantiële salarisverhoging van ten minste € 800,00 per maand, wat voor een gemiddelde werknemer fors te noemen is en zeker voor iemand met de leeftijd en opleiding van de werknemer.

Ook heeft de werknemer binnen Oudendijk Oils een concreet carrièreperspectief als beoogd Hoofd Technische Dienst en zal hij in zijn huidige functie de rol van waarnemend Hoofd Technische Dienst vervullen en in de gelegenheid worden gesteld gerichte opleidingen te volgen. Weliswaar heeft de werknemer daarvan geen stukken ingebracht, maar de kantonrechter heeft geen reden hieraan te twijfelen.

Concluderend is voorshands voldoende aannemelijk dat de werknemer onbillijk wordt benadeeld door het voortduren van het tussen partijen overeengekomen relatiebeding en dat in een bodemprocedure het relatiebeding zal worden vernietigd. De vordering tot schorsing van het relatiebeding wordt dan ook toegewezen.

ECLI:NL:RBNHO:2022:5810

Publicatiedatum 02/08/2022