9.7 / 10 199 reviews 

Advocatenkantoor neemt zaken aan na bedrijfsbeëindiging (bron: mr. online)

2 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

Een advocatenkantoor zegt de arbeidsovereenkomst met de secretaresse op omdat de praktijk wordt beëindigd. Toch bleef het zaken aannemen. Het kantoor heeft volgens het gerechtshof ernstig verwijtbaar gehandeld en moet fors in de buidel tasten om de transitievergoeding en de billijke vergoeding te betalen.

De secretaresse (1970) werkt sinds 1997 bij het advocatenkantoor. In 2022 zegt het kantoor, na toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst op. Reden: bedrijfsbeëindiging. De secretaresse verzoekt de kantonrechter om betaling door het advocatenkantoor van de transitievergoeding (€ 22.931), vakantiegeld, achterstallig loon en een reiskostenvergoeding. Dat alles wordt toegewezen. Tegen die beschikking gaat het advocatenkantoor in hoger beroep – maar verliest op alle fronten. De uitspraak is onlangs gepubliceerd. Het kantoor wordt niet bij name genoemd.

Tegenverzoeken

Zo dient het kantoor bij het gerechtshof Den Haag enkele tegenverzoeken in, zoals het voor recht verklaren dat het recht op de transitievergoeding is vervallen en dat het gevraagde bedrag grondslag mist. Maar omdat het kantoor dit eerste aanleg niet heeft gedaan, kan dit in hoger beroep niet meer.

Hoor en wederhoor

Ook een andere grief faalt. Volgens het advocatenkantoor heeft de rechtbank het beginsel van hoor en wederhoor geschonden door de afwezigheid van het advocatenkantoor ter zitting niet te verifiëren of omdat het advocatenkantoor niet deugdelijk is oproepen. Maar het advocatenkantoor heeft geen belang bij deze grief: in hoger beroep kan het zich alsnog verweren tegen de verzoeken van de secretaresse en zijn stellingen toelichten.

Transitievergoeding

Een andere grief haalt het ook niet. Het kantoor stelt dat de secretaresse het UWV had moeten aanspreken voor betaling van de transitievergoeding. Maar die verplichting rust op de werkgever – dus op het advocatenkantoor. Het advocatenkantoor moet de transitievergoeding gewoon betalen. De arbeidsovereenkomst is immers niet geëindigd met wederzijds goedvinden, zoals het kantoor beweert, maar door opzegging door het advocatenkantoor. Of de secretaresse behoefte heeft aan die vergoeding (wat het kantoor betwist) is niet relevant, ook niet of het advocatenkantoor wel of geen geld heeft om de transitievergoeding te kunnen betalen: het ‘habe nichts’-verweer faalt.

Die middelen vindt het kantoor wel een probleem: een advocaat is overleden, een ander is ziek en het kantoor verkeert in een moeilijke financiële positie. Het is dan, aldus het kantoor, niet redelijk en billijk dat de secretaresse een transitievergoeding krijgt. Ook dat veegt het hof van tafel: waarom zou het redelijk zijn dat deze omstandigheden voor risico van de secretaresse komen? Het hof verhoogt de transitievergoeding zelfs omdat in eerste instantie geen rekening is gehouden met 8% vakantietoeslag.

Billijke vergoeding

En het wordt nog erger voor het advocatenkantoor. De secretaresse wil ook een billijke vergoeding (€ 5.000) nu het advocatenkantoor nog steeds de praktijk uitoefent. Van de ontslagreden (‘bedrijfsbeëindiging’) is geen sprake is geweest. Dat moet het advocatenkantoor toegeven. De (zieke) advocaat staat nog altijd op het tableau ingeschreven. Het kantoor moet juist nog zaken doen om geld te verdienen om zo de secretaresse te kunnen betalen. Maar het advocatenkantoor had kunnen weten dat het nog achterstallig loon en een transitievergoeding moest betalen toen het toestemming vroeg om de arbeidsovereenkomst op te zeggen.

Het kantoor heeft het UWV en de secretaresse een verkeerde voorstelling van zaken geschetst: de ondernemingsactiviteiten zouden worden gestaakt maar die liepen in feite gewoon door. Omdat het advocatenkantoor zo ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, moet het aan de secretaresse een billijke vergoeding betalen. Die wordt berekend aan de hand van de twee maanden dat zij geen baan had – het hof stelt de billijke vergoeding vast op € 2.000 bruto.

Publicatiedatum 12/04/2023