In het Arbobesluit zijn tijdelijke aanvullende eisen opgenomen in verband met de bestrijding van de COVID-19-epidemie of een directe dreiging daarvan. In de aanvulling staan de minimaal noodzakelijke maatregelen en voorzieningen die een werkgever moet treffen.
In het Arbobesluit staat de algemene verplichting voor werkgevers dat arbeidsplaatsen veilig toegankelijk moeten zijn en veilig kunnen worden verlaten. Op die algemene verplichting is op 2 december 2020 een aanvulling gekomen door artikel 3.2a aan het Arbobesluit toe te voegen.
Noodzakelijke coronamaatregelen en voorzieningen
In het aangepaste Arbobesluit staat dat tot de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen in ieder geval horen:
het in acht nemen van voldoende hygiënische voorzieningen;
het geven van doeltreffende voorlichting en onderricht aan werknemers over de bestrijding van SARS-CoV-2 op de arbeidsplaats; en
het houden van adequaat toezicht op de naleving van de in dit artikel bedoelde noodzakelijke maatregelen en voorzieningen.
De nieuwe regels gelden ook voor organisaties waar alleen vrijwilligers werken. Voor werknemers is in het Arbobesluit de aanvullende verplichting opgenomen om ook deze maatregelen na te leven en de beschikbare voorzieningen te gebruiken.
Overtreding van de coronaregels
Overtreding van deze aanvullende bepalingen is aangemerkt als een ‘ernstige overtreding’. Dit betekent dat Inspectie SZW de bevoegdheid heeft om bij een herhaalde overtreding het werk meteen stil te leggen, zonder voorafgaande waarschuwing. Ook kan een bestuurlijke boete worden opgelegd.
Aangezien Inspectie SZW een onderzoek meestal start met het bekijken van de RI&E (toolbox) doen organisaties er goed aan om de nieuwe regels in de RI&E en het coronaprotocol (tool) op te nemen. Inspectie SZW zal zich met name richten op werkgevers die in ernstige mate tekortschieten bij het nemen van de noodzakelijke maatregelen en voorzieningen.