9.7 / 10 239 reviews 

Billijke vergoeding van €140.000,- wegens ernstig verwijtbaar handelen door de werkgever (bron: Van den Brekel Advocaten)

3 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

Feiten en omstandigheden
Het gaat om een werkneemster die sinds 1 september 2017 in dienst is van werkgeefster in de functie van ‘group accounting manager’. In maart 2020 heeft bij werkgeefster een reorganisatie plaatsgevonden met als gevolg dat de helft van de arbeidsplaatsen, waaronder die van werkneemster, is komen te vervallen.

Werkgeefster heeft werkneemster hiervan niet op de hoogte gesteld, omdat zij op dat moment arbeidsongeschikt was. Op 11 september 2020 heeft werkgeefster een ontslagaanvraag voor werkneemster bij het UWV ingediend. Vijf dagen later heeft werkgeefster aan werkneemster medegedeeld dat haar arbeidsovereenkomst wordt beëindigd vanwege het vervallen van haar functie en heeft zij haar rechtstreeks een vaststellingsovereenkomst aangeboden. Werkneemster had zich intussen echter tot een belangenbehartiger gewend en werkgeefster hiervan op de hoogte gesteld.

De gemachtigde van werkneemster heeft het aanbod afgewezen, omdat werkneemster arbeidsongeschikt is. Op 27 oktober 2020 heeft de bedrijfsarts vastgesteld dat sprake is van arbeidsongeschiktheid en van een arbeidsconflict. De bedrijfsarts heeft mediation voorgesteld om het arbeidsconflict op te lossen. Naar aanleiding van de ontslagaanvraag van werkgeefster heeft het UWV bij brief van 24 november 2020 de werkgeefster in overweging gegeven om de ontslagaanvraag in te trekken, omdat het UWV het aannemelijk acht dat sprake is van een opzegverbod. Daaropvolgend heeft werkgeefster haar aanvraag ingetrokken.

Op 9 december 2020 heeft werkneemster de bedrijfsarts bezocht. De bedrijfsarts heeft vastgesteld dat nog steeds sprake is van arbeidsongeschiktheid en een verstoorde arbeidsverhouding. Gelet op het feit dat nog geen mediation heeft plaatsgevonden om de arbeidsrelatie te herstellen, heeft de bedrijfsarts wederom mediation geadviseerd. Eind januari 2021 is de mediation opgestart. Op 11 februari 2021, terwijl het mediationtraject nog liep, heeft werkgeefster opnieuw een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend.

Ook deze keer heeft het UWV voorgesteld de ontslagaanvraag in te trekken vanwege de arbeidsongeschiktheid van werkneemster. De werkgeefster heeft het advies van het UWV gevolgd en de ontslagaanvraag ingetrokken. Werkneemster heeft de kantonrechter verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden als gevolg van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van werkgeefster en werkgeefster te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van €138.729,32. De kantonrechter overweegt als volgt.

Beoordeling
Nu beide partijen ontbinding van de arbeidsovereenkomst wensen, heeft de kantonrechter het ontbindingsverzoek van werkneemster toegewezen. Dit brengt de kantonrechter bij de vraag of werkneemster aanspraak maakt op een billijke vergoeding.

Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiervan in onderhavige kwestie sprake. De kantonrechter heeft overwogen dat werkgeefster tot tweemaal toe een ontslagaanvraag bij het UWV heeft ingediend, terwijl werkneemster op dat moment arbeidsongeschikt was en er dus een opzegverbod gold.

De omstandigheid dat werkgeefster werkneemster rechtstreeks, buiten de betrokken gemachtigden om, heeft benaderd om haar alsnog te bewegen tot het treffen van een regeling, is naar het oordeel van de kantonrechter laakbaar. Dit geldt des temeer nu werkneemster op dat moment arbeidsongeschikt was, waardoor het treffen van een regeling mogelijk (negatieve) gevolgen zou hebben voor haar aanspraak op een uitkering. Ook heeft werkgeefster het advies van de bedrijfsarts om mediation te starten onvoldoende voortvarend opgevolgd.

Met het geven van een officiële waarschuwing aan werkneemster tijdens het mediationtraject voor het niet fysiek bijwonen van de sessie(s) heeft werkgeefster de situatie onnodig verder op de spits gedreven. Uit geen enkel gegeven blijkt dat werkneemster fysiek aanwezig diende te zijn of dat over de wenselijkheid daarvan in aanloop naar de mediation is gesproken. Door ten onrechte een officiële waarschuwing tijdens het mediationtraject aan werkneemster te geven, is de kantonrechter van oordeel dat werkgeefster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Werkgeefster heeft de situatie nog verder laten escaleren door gedurende het mediationtraject opnieuw een ontslagaanvraag bij het UWV in te dienen, terwijl werkneemster arbeidsongeschikt was en er dus sprake was van een opzegverbod.

Alles overziend is de kantonrechter van oordeel dat werkgeefster ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Om die reden komt werkneemster de transitievergoeding toe en is werkgeefster een billijke vergoeding verschuldigd. Bij de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding heeft de kantonrechter zwaar meegewogen dat sinds september 2020 een reeks aan ernstig verwijtbare handelingen hebben plaatsgevonden, die werkgeefster heeft afgedaan als ‘schoonheidsfoutjes’. Hiermee heeft werkgeefster volgens de kantonrechter laten zien geen enkel inzicht te hebben in zijn eigen (verwijtbare) handelen en de impact die dat op werkneemster heeft.

Bovendien is voldoende gebleken dat het handelen van werkgeefster onnodig psychisch leed bij werkneemster heeft veroorzaakt. De kantonrechter is dan ook van oordeel dat werkneemster een billijke vergoeding van € 138.729,32 bruto waaronder € 40.000,- aan immateriële schadevergoeding toekomt (bron: Van den Brekel Advocaten).

Heeft u een arbeidsrechtelijke vraag of ontslagkwestie, neem dan contact op met onze arbeidsrechtjuristen voor een vrijblijvend en gratis intakegesprek, tijdens kantooruren op nummer 043 - 720 09 20, of stuur een e-mailbericht naar info@ontslag-center.nl  

Publicatiedatum 20/04/2022