9.7 / 10 201 reviews 

Bedrijfsarts berispt voor WhatsApp-contact na 2e ziekmelding werknemer (bron: SV)

5 NEWS_READING_TIME_ADD

Terug

Wat was de situatie?

De werknemer was sinds 1 maart 2006 in loondienst werkzaam als belastingadviseur.
Op 6 oktober 2020 kreeg de werknemer te horen dat zijn dienstverband per 31 december 2020 zou worden beëindigd. Hij heeft zich op 6 november 2020 ziekgemeld. Op 13 november 2020 had de werknemer een telefonisch consult met de bedrijfsarts. De bedrijfsarts liet weten dat de werknemer vanaf 20 november 2020 weer aan het werk kon gaan. De werknemer heeft zich op 23 november 2020 wederom ziekgemeld.

Rapportages bedrijfsarts

De bedrijfsarts heeft over het consult van 13 november 2020 een rapport opgesteld waarin onder meer is genoteerd:

“(…) Er is sprake van een juridisch conflict over de arbeidsvoorwaarden. Dit levert momenteel beperkingen op in het persoonlijk functioneren. (…) Ik adviseer tot en met 20-11 geen werkzaamheden te verrichten. Daarna GEEN ziekte meer. Verder adviseer ik werkafspraken te maken voor na 20-11-2020.”

Over het contact met klager op 23 november 2020 heeft de bedrijfsarts ook een rapportage opgesteld, waarin onder meer is genoteerd:

“(…) Er zijn geen medische belemmeringen (meer) om te kunnen werken. Er is sprake van een juridisch geschil tussen werkgever en werknemer. Indien betrokkene hiermee oneens is verwijs ik hem naar het UWV voor een deskundige oordeel. (…) Ik adviseer tot en met 20-11 geen werkzaamheden te verrichten. Daarna GEEN ziekte meer. Verder adviseer ik werkafspraken te maken voor na 20-11-2020. Verder dient uiteraard de zaak juridisch verder te worden opgelost.”

WhatsApp-berichten

Tussen partijen zijn ook een aantal WhatsApp-berichten gewisseld waarin onder meer het volgende wordt geschreven:

Bedrijfsarts: “Ik schrijf niet dat u gezond aan het werk kan. Ik vind dat er vanaf 21 november geen sprake meer is van ziekte.”

Werknemer: “Ik ben nog ziek. Ben niet in staat om te werken. Heb van de huisarts slaappillen gekregen.”

Bedrijfsarts: “Mijn advies is duidelijk geweest. Slaap pillen betekenen beteken niet meteen ziekte. Ik adviseer u naar het UWV te gaan voor een deskundigen oordeel.”

Verwijten werknemer

De werknemer verwijt de bedrijfsarts dat hij:

  • op 13 november 2020 na een kort telefoongesprek bepaalde dat de werknemer na een week weer aan het werk kon, zonder zijn kwalen serieus te nemen;
  • na de ziekmelding op 23 november 2020 de werknemer weer niet serieus nam. De werknemer had een veel te hoge bloeddruk, die door de huisarts was geconstateerd en had slaapmedicatie voorgeschreven gekregen. Er is niets met zijn kwalen gedaan. De bedrijfsarts heeft de werknemer niet eens gezien.
  • De werknemer acht de bedrijfsarts bevooroordeeld omdat hij uitging van alleen een arbeidsconflict. Hij twijfelt over de onafhankelijkheid van de bedrijfsarts. De dossiervoering acht de werknemer te mager. Dat bleek toen het UWV het dossier opvroeg. Feitelijk was er geen dossier omdat het onderzoek te summier was.

Standpunt bedrijfsarts

De bedrijfsarts stelt zich op het standpunt dat de klacht ongegrond is. Het eerste consult vond telefonisch plaats vanwege de coronamaatregelen. Er was geen sprake van overspanning. De werknemer was niet onder behandeling van een huisarts of psycholoog. Voor zijn eerdere klachten aan schouders en nek was hij al langer onder behandeling van een fysiotherapeut. Deze klachten hadden niet tot arbeidsongeschiktheid geleid. Dat de werknemer aan hoge bloeddruk leed, was de bedrijfsarts niet bekend. Dat de werknemer tijdens de tweede ziekmelding inmiddels slaapmedicatie had gekregen, maakt het oordeel niet anders. Ten tijde van de tweede ziekmelding waren de klachten niet wezenlijk anders. De bedrijfsarts heeft het dossier aan het UWV gestuurd. Dat het UWV meer wilde, kan de bedrijfsarts niet worden verweten.

Oordeel college

Het college is van oordeel dat het in het licht van de coronamaatregelen verdedigbaar was dat de bedrijfsarts het consult van 13 november 2020 telefonisch heeft laten plaatsvinden. Het eerste consult is weliswaar summier geweest, maar het college kan feitelijk niet vaststellen dat dit voor de bedrijfsarts een te smalle basis vormde om op dat moment zijn oordeel op te baseren. Daarbij merkt het college op dat de werknemer ter zitting desgevraagd heeft aangegeven tijdens het eerste consult niet te hebben genoemd dat hij een hoge bloeddruk had. De klacht is in zoverre ongegrond.

WhatsApp-contact geen volwaardig consult

Volgens het college kan het WhatsApp-contact van 23 november 2020 niet worden aangemerkt als een volwaardig consult. Dit contact bood onvoldoende ruimte voor de werknemer om zijn verhaal te doen en voor de bedrijfsarts om zich een adequaat beeld te vormen van de werknemer en zijn gezondheid op dat moment en om daarop zijn oordeel te vormen. Er zijn geen verdiepende vragen gesteld, ook niet over eventuele belemmerende factoren. De bedrijfsarts heeft daar toch een formeel advies over uitgebracht.

Nogmaals contact moeten zoeken

Uit het WhatsApp-bericht bleek dat de werknemer zijn huisarts had bezocht. Het had op de weg van de bedrijfsarts gelegen om – na het ontvangen van het WhatsApp-bericht van de werknemer – deze nog en keer te spreken, nu bij voorkeur op locatie maar in ieder geval telefonisch om hierover door te vragen.

Hoge bloeddruk buiten beeld

Door de nu gevolgde wijze van communicatie is ook de bij de werknemer geconstateerde hoge bloeddruk buiten beeld gebleven. Door zo te handelen heeft de bedrijfsarts zich geen afgewogen oordeel kunnen vormen over de gezondheidstoestand van de werknemer op dat moment.

Klachten onvoldoende serieus genomen

De bedrijfsarts heeft met andere woorden geen oog gehad voor de mogelijkheid dat nu – naast het arbeidsconflict – toch ook sprake was of kon zijn van ziekte of gebrek. Daarmee heeft de bedrijfsarts onvoldoende oog gehad voor het welzijn van de werknemer als werknemer, hetgeen voor de bedrijfsarts een wezenlijk aandachtspunt had moeten zijn, en heeft de werknemer het gevoel kunnen krijgen dat de bedrijfsarts zijn klachten onvoldoende serieus nam en hoofdzakelijk oog had voor het arbeidsconflict. Ook heeft de bedrijfsarts op een te smalle basis geadviseerd aan de werkgever. De klacht is in zoverre gegrond.

Onvoldoende dossiervorming

Het ontbreken van een toereikend consult naar aanleiding van de ziekmelding op 23 november 2020 heeft tot gevolg gehad dat ook de dossiervorming onvoldoende is geweest. Ook in zoverre is de klacht gegrond. Uit het voorgaande blijkt dat de klacht van de werknemer gedeeltelijk gegrond is.

Berisping bedrijfsarts

Het college staat vervolgens voor de vraag welke maatregel in de rede ligt. De bedrijfsarts is wezenlijk tekortgeschoten bij de beoordeling van de tweede ziekmelding en zijn advisering daarover, terwijl de werknemer zich in een bijzonder moeilijke positie bevond. Dit betreft een ernstig verwijt waarvoor een berisping op zijn plaats is. Het college ziet geen ruimte om een lichtere maatregel op te leggen, nu de bedrijfsarts onvoldoende blijk heeft gegeven van het vermogen te reflecteren op het eigen handelen.

Uitspraak Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/0046, ECLI:NL:TGZRZWO:2021:95

Heeft u een vraag over dit onderwerp of een andere arbeidsrechtelijke vraag/ontslagkwestie, neem dan contact op met onze arbeidsrechtjuristen per mail via info@ontslag-center.nl of bel naar kantoor via 043 - 720 09 20.  

Publicatiedatum 30/11/2021